NOW (Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid, arbeidstijdverkorting)
1.1 Vermogenspositie als toetsing voor recht op NOW-subsidie?
Vraag
Kan men achteraf, met terugwerkende kracht, toch een vermogenstoets introduceren als men vermoedt dat er te veel onnodige aanvragen worden gedaan?
Antwoord
In de NOW staat geen voorwaarde met betrekking tot de vermogenspositie. Ook zeer vermogende werkgevers die de salarissen probleemloos kunnen doorbetalen zonder een beroep te doen op de NOW, komen op grond van de tekst van de regeling in aanmerking voor de NOW. Het kabinet vraagt ondernemers echter alleen van de regeling gebruik te maken als dit echt noodzakelijk is. Als men oneigenlijk gebruik constateert, kunnen regelingen worden aangepast. Of dit zo ver gaat dat men een al verstrekte NOW-subsidie zal terugvorderen, is niet te zeggen. In de brief van minister Koolmees aan de Tweede Kamer staat dat als er voldoende eigen middelen zijn, naar zijn oordeel de werkgever zelf aan zet is. In verband met een eenvoudig en snel uitvoerbare regeling is evenwel afgezien van het opnemen van specifieke voorwaarden op dit punt. Desalniettemin staat ook in die brief dat de toepassing van de maatregel zal worden gemonitord. Ook daar blijft evenwel onduidelijk of de hier beschreven kwestie tot een aanpassing van de nu bekende regeling zou kunnen leiden.
Accountants en belastingadviseurs zijn vanuit de beroepsregelgeving gehouden aan integer handelen en adviseren klanten alleen gebruik te maken van regelingen waarvoor deze zijn bedoeld. SRA roept dan ook in zijn algemeenheid op, om integer van de regelingen gebruik te maken.
1.2 Dga
1.2.1 Geldt de NOW-regeling ook voor de dga?
Dit is niet het geval. De NOW-regeling geldt alleen voor de lonen van werknemers die sociaal verzekerd zijn. Dga’s die op grond van de regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder niet zijn verzekerd, krijgen terzake van hun loonsom derhalve geen tegemoetkoming. Bij verzekeringsplicht voor een werknemer met aandelen kan een beroep worden gedaan op de NOW.
1.3 Aanmeldingsprocedure
1.3.1 Welke informatie moet concreet worden verstrekt bij het UWV-loket?
Werkgevers kunnen sinds 6 april een tegemoetkoming NOW aanvragen met het aanvraagformulier op www.uwv.nl. Op dit formulier moet in ieder geval het volgende worden aangegeven:
- Over welke aaneengesloten periode van drie kalendermaanden in 2020 de werkgever ten minste 20% omzetverlies verwacht. Die periode moet beginnen op 1 maart, 1 april of 1 mei 2020.
- De gemiddelde kwartaalomzet in 2019 indien de onderneming op 1 januari 2019 al bestond. Anders de gemiddelde omzet over drie maanden, te berekenen over de totale omzet gedurende het bestaan tot en met 29 februari 2020.
- Voor de uitkering wordt in eerste instantie uitgegaan van de loongegevens over januari 2020. Bij de definitieve aanvraag zal de feitelijke loonsom aan de orde zijn.
Art. 8 lid 4 van de Regeling vermeldt de volgende zaken die ten minste moeten worden vermeld:
a. als de werkgever na 31 augustus 2019 werktijdverkorting heeft aangevraagd: het dossiernummer van de aanvraag,
b. de verwachte omzetdaling, uitgedrukt in hele procenten, naar boven afgerond,
c. in welke aaneengesloten periode van drie kalendermaanden binnen de periode van 1 maart tot en met 31 juli 2020 de werkgever een omzetdaling verwacht,
d. het loonheffingennummer, en
e. het rekeningnummer waarop de werkgever betalingen van de Belastingdienst inzake loonheffingen ontvangt.
1.3.2 Hoe is het loket toegankelijk voor ons als we de dienst aanbieden bij onze relaties?
De aanvraag zal schriftelijk moeten worden gedaan en dan kan de dienstverlener de formulieren in orde maken en uploaden.
1.3.3 Positie zorgverleners
Vraag
Bij het UWV lees ik op :https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-financiele-regeling... het volgende:
“Komen zorgaanbieders ook in aanmerking voor de NOW-regeling?
Het ministerie van VWS heeft met zorgverzekeraars en gemeenten afspraken gemaakt over de ondersteuning van zorgaanbieders tijdens de coronacrisis. Zorgaanbieders moeten zich voor ondersteuning in eerste instantie wenden tot de inkopers (van zorgverzekeraars en gemeenten) en met hen nagaan of zij steun kunnen krijgen.
Als zorgaanbieders rekening houdend met deze ondersteuning voldoen aan de voorwaarden van de NOW-regeling, dan kunnen zij zich wenden tot het UWV om een aanvraag voor steun in te dienen.”
Maar ook dat schept toch geen zekerheid?
Antwoord
Naar ons oordeel is de kern van het hier gestelde dat uitkeringen door de zorgverzekeraars meetellen als relevante omzet. Als de omzet inclusief deze aanvullende uitkeringen door zorgverzekeraars met ten minste 20% is gedaald, hebben ook zorgaanbieders recht op een NOW-uitkering.
1.4 Loonsom en grondslag subsidie
1.4.1 Beëindiging dienstverband
Vraag
Hierbij wil ik het volgende aan de orde stellen. Extra verlaging bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen: als een werkgever na 17 maart 2020 toch ontslag aanvraagt bij het UWV en die ontslagaanvraag niet binnen vijf werkdagen daarna weer intrekt, wordt bij de definitieve vaststelling van de subsidie een extra vermindering doorgevoerd ter grootte van 150% van de loonsom van die ontslagen werknemer (x 3 x 130% x 90%). Niet-naleving van de voorwaarde om geen ontslag wegens bedrijfseconomische redenen aan te vragen, heeft dus extra financiële gevolgen voor de definitieve hoogte van de subsidie. Dat is logisch gezien het doel van de regeling.
Echter, als een werkgever een contract voor bepaalde tijd regulier heeft beëindigd in februari (als het goed is al in januari afgestemd met de medewerker vanwege de aanzeggingstermijn van een maand), wordt deze toch gestraft voor deze handeling. Deze medewerker is begrepen in de loonsom van januari die als referentie geldt voor de afrekening van de subsidie. Er volgt dan voor de daling van de loonsom een correctie van 150%. Voor kleine ondernemers met weinig omzetverlies betekent dit al snel dat de NOW-subsidie nihil zal zijn, terwijl zij het juist hard nodig hebben.
Deze situatie is natuurlijk pijnlijk voor met name de kleinere werkgevers die verder voldoen aan de verplichtingen die de regeling stelt om de loonsom zoveel mogelijk gelijk houden en na 17 maart 2020, gedurende het tijdvak van de NOW-subsidieverlening, geen verzoek om toestemming ontslag wegens bedrijfseconomische redenen indienen.
Kunt u aangeven of SRA ook in gesprek is over dit onderwerp of hieromtrent nadere informatie heeft?
Antwoord
Bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan bij ontslag om bedrijfseconomische reden, wordt de lagere loonsom die daardoor wordt veroorzaakt niet verhoogd met 50%. Dit laatste is alleen aan de orde bij een verzoek om ontslag ex art. 7 lid 1 onderdeel b NOW-regeling.
Uiteraard heeft u gelijk dat het feit dat 90% van de gedaalde loonsom ten gevolge van beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door ontslag om bedrijfseconomische redenen leidt tot een meer dan evenredige vermindering van de subsidie, omdat geen rekening wordt gehouden met de vermenigvuldigingsfactor die bestaat uit de omzetdaling. Mede omdat dit inmiddels zowel in de toelichting bij de oorspronkelijke regeling als in nadere reacties van de minister nadrukkelijk is opgenomen en duidelijk de bedoeling is, lijkt ons een aanpassing hiervan onwaarschijnlijk. Dat bij een reguliere beëindiging van een dienstverband en zeker bij vrijwillig ontslag door de werknemer onredelijk uitwerkt, is duidelijk. Dit communiceren wij ook op die manier.
Tot slot vragen wij ons af of schending van de aanzegtermijn van een maand ontslag in de weg staat . Volgens ons is het zo dat het contract dan nog steeds eindigt, maar dat de werkgever de werknemer, als die daarom verzoekt, een vergoeding moet betalen die overeenkomt met een evenredig deel van het periodesalaris.
1.4.2 In januari verloning van overuren uit december
Vraag
Inzake de regeling van de NOW willen wij het volgende aan u voorleggen. In de regeling is opgenomen dat indien de definitieve loonsom van maart, april en mei lager uitvalt dan die van januari de subsidie gekort wordt.
Dit betekent dat voor elke euro minder loonkomsten er 0,90 cent gekort wordt. Aan de ene kant begrijpen wij de gedachte hierachter maar het gevolg is dat dit, ten onrechte, zeer nadelig kan uitpakken voor klanten. Vooral voor klanten in de detailhandel. Zo worden de overuren in de meeste gevallen de volgende maand verloond. Als voorbeeld neem ik een juwelierswinkel waarvan de overuren van december zijn verloond in januari.
Aangezien december de belangrijkste maand voor hen is, zijn de overuren deze maand ook het hoogst, wat inhoudt dat de loonsom van januari ruim 16% hoger is dan maart. Voor de maanden april en mei is de verwachting dat het verschil in loonsom nog meer zou zijn, rond de 20%.
Dit betekent dat de subsidie aanzienlijk wordt verlaagd, wat in onze ogen onterecht is.
Graag leggen wij dit bij u neer, aangezien deze casuïstiek geen individueel geval is maar bij vele ondernemingen speelt.
Antwoord
Inderdaad zouden de in januari verloonde overuren die zijn gemaakt in december tot een relatief hogere loonsom over januari leiden en daarmee een vertekend beeld geven. De NOW-regeling voorziet hier niet in. SRA zal deze vraagstelling opnemen in haar wensenlijst die periodiek wordt besproken met bijvoorbeeld MKB-NL en met kabinet en Kamerleden wordt gecommuniceerd. Uw vraag lijkt veel op de kwestie die gisteren in een amendement is opgenomen met betrekking tot in maart uitgefactureerde werkzaamheden over februari, waardoor de omzet maart relatief wat hoger is. Het kabinet is verzocht daar een oplossing voor te vinden.
1.5 Concernbegrip
1.5.1 52%-belangen in vennootschappen die worden bestuurd door 48%-aandeelhouder
Vraag
Een klant van ons heeft een aantal 52%-belangen in verschillende vennootschappen. Deze worden bestuurd door de 48%-aandeelhouders. Een van de vennootschappen heeft een acute omzetdaling en zou daarom in aanmerking komen voor de NOW, maar geldt voor hen de concernbepaling? De bestuurders (en 48%-aandeelhouders) bepalen in grote lijnen het beleid van de vennootschap, dus er is geen echte centrale leiding vanuit de meerderheidsaandeelhouder.
Antwoord
In de NOW-regeling van het ministerie van SZW van 31 maart jl. staat onder artikel 6 lid 4 dat bij het bepalen of er sprake is van een omzetdaling moet worden gekeken naar de omzet van de groep, zoals deze op 1 maart 2020 bestond.
Voor de bepaling van de omzetdaling worden Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen in aanmerking genomen, en buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met loon in Nederland.
Deze ‘beperking’ wijkt dus af van wat in BW2 als groep staat opgenomen. Bovendien vindt voor de toepassing van de NOW de beoordeling of sprake is van een groep plaats naar de toestand per 1 maart 2020.
Algemeen: Wat is een groep volgens BW2?
Er is sprake van een groep als wordt voldaan aan de criteria (1) economische eenheid en (2) organisatorische verbondenheid. Hierbij is ook het begrip centrale leiding essentieel. Het kenmerk van een groep is immers dat er sprake is van een samenstel van rechtspersonen en vennootschappen die onder centrale leiding staan, zodanig dat zij een economische eenheid vormen.
Kort samengevat is er sprake van een groepsrelatie als de ene maatschappij de andere maatschappij beheerst, ofwel feitelijk beleidsbepalend is in die andere (beleidsafhankelijke) maatschappij. We zien dat een dergelijke maatschappij veelal invloed uitgeoefend via de mogelijkheid om een meerderheid van de stemrechten uit te oefenen in de Algemene vergadering van Aandeelhouders (AvA) of de mogelijkheid om de meerderheid van bestuurders te benoemen of te ontslaan. Voor alle duidelijkheid: ‘feitelijk beleidsbepalend’ wil zeggen dat hier feitelijk ook echt naar wordt gehandeld. Het maakt niet uit op welke wijze dit geschiedt, formeel en/of informeel.
Voor een uitgebreide uiteenzetting hiervan verwijzen we naar de SRA-Praktijkhandreiking Consolidatie die u kunt inzien via de volgende link: https://www.sra.nl/vaktechniek/accountancy/jaarverslaggeving/praktijkhan.... Daarnaast staan in RJ 217.202, 202a en 204 voorbeelden van situaties waarin al dan niet sprake is van feitelijke beleidsbepalende invloed.
Voor de beoordeling of in deze casus sprake is van een groep moet aan bovengenoemde criteria worden voldaan. Het besturen van een vennootschap is iets anders dan de zeggenschap over een vennootschap hebben. Bestuurders hebben (vaak) geen stemrecht/zeggenschap in de AvA.
Voor zover aan de hand van de ontvangen informatie nu te beoordelen is, maken de 52%-belangen deel uit van de groep.
1.5.2 Verschillende staken onder één moedermaatschappij
Vraag
In de NOW wordt gesproken over "het concernniveau" bij de bepaling van de omzetdaling. Een klant van ons heeft een buitenlandse (beursgenoteerde) moedermaatschappij. In Nederland worden er twee verschillende activiteiten ontplooid. Deze activiteiten zijn opgenomen in aparte staken en deze twee afzonderlijke staken vallen rechtstreeks onder de beursgenoteerde moedermaatschappij. Naast een gezamenlijke moeder is er verder geen verbondenheid tussen de entiteiten. Er vindt dan ook geen consolidatie van de twee staken plaats. Moet de NOW nu per staak worden bepaald of moeten deze staken gezamenlijk worden beschouwd?
Antwoord
Zie ook het in de voorgaande vraag opgenomen deel onder ‘Algemeen’.
Uit de informatie in de bovenstaande vraag leiden wij af dat er ten aanzien van de buitenlandse moedermaatschappij geen sprake is van een groep. Er wordt immers niet voldaan aan de criteria zoals opgenomen onder ‘Algemeen’ in 1.5.1.
Indien de Nederlandse entiteiten onderling ook niet voldoen aan deze groepscriteria, moet de NOW inderdaad per vennootschap afzonderlijk worden bepaald.
Een uitzondering hierop zou toepassing van horizontale consolidatie kunnen zijn. Hierbij dient u vooral naar de feitelijkheid te kijken. Voor een nadere uiteenzetting verwijzen wij naar de Praktijkhandreiking Consolidatie.
1.5.3 Internationaal opererende groep
Vraag
Hoe moeten we voor de NOW-regeling het begrip 'concern' interpreteren bij een internationaal opererende groep? Kijken we alleen naar het Nederlandse groepsdeel of naar de totale internationale groep?
Antwoord
Zie ook de passage ‘Algemeen’’ in 1.5.1.
Bij een internationaal opererende groep wordt voor toepassing van de NOW-regeling alleen gekeken naar de Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen, alsmede buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met sociaal verzekerd loon in Nederland. Het gaat dus om rechtspersonen en vennootschappen die een groep vormen en Nederlands SV-loon hebben.
1.6 Omzet
1.6.1 Worden debiteurenverliezen afgetrokken van de omzet
Vraag
We zijn bezig met de berekening van het omzetverlies voor de NOW-regeling. Onze klant geeft aan dat hij in de komende periode € 40.000 op debiteuren moet afboeken vanwege de huidige crisis (o.a. faillissementen). Deze debiteuren zijn in 2020 geboekt en dus ook als omzet verantwoord.
Kunnen we deze afboeking van debiteuren gezien het omzetverlies ten laste brengen van de omzet (exclusief btw) of moet deze worden geboekt in de in- en verkoopkosten?
De wijze van afboeken ten laste van de omzet heeft uiteraard gunstige gevolgen voor de berekening van het omzetverliespercentage voor de NOW-regeling.
Antwoord
Voor debiteuren die niet kunnen worden geïnd, wordt conform de verslaggevingsregels een voorziening gevormd (mits voldaan aan de voorwaarden). Deze voorziening rubriceer je onder de bedrijfslasten. Wanneer bijvoorbeeld goederen retour komen, wordt een creditfactuur ‘negatief’ onder de omzet verwerkt.
1.6.2 Hoe wordt het omzetverlies berekend?
Vraag
In de PH Coronamaatregelen schrijven jullie over de NOW het volgende:
“De werkgever verwacht ten minste 20% omzetverlies vanaf 1 maart 2020. Het gaat om het gezamenlijke omzetverlies over de maanden maart tot en met mei 2020, maar een andere meetperiode is mogelijk, mits die aanvangt op de eerste van een van de maanden maart tot en met mei 2020. Ook als een andere referentieperiode wordt gekozen, wordt de NOW-tegemoetkoming uiteindelijk berekend over de loonsom over maart tot en met mei 2020.” Ik heb hier de definitieve versie van de regeling en die heeft het in artikel 8 over de periode 1 maart tot en met 31 juli 2020.
Antwoord
Het is inderdaad mogelijk om te kiezen voor een driemaandsperiode in 2020 voor de bepaling van het omzetverlies. Men kan kiezen voor een driemaandsperiode met aanvang op 1 maart, 1 april of 1 mei. Kiest u voor 1 mei, dan loopt de meetperiode dus van 1 mei tot en met 31 juli. De tekst van art. 8 sluit daarbij aan: men moet aangeven welke aaneengesloten periode van drie maanden binnen het totale mogelijke tijdvak van 1 maart tot en met 31 juli men kiest. Het is dus niet zo dat de meetperiode loopt van 1 maart tot en met 31 juli. Ook is het niet zo dat de definitieve subsidie wordt berekend over de loonsom in het gekozen tijdvak. De subsidie wordt berekend uitgaande van de loonsom in januari en die in de maanden maart tot en met mei 2020.
1.6.3 Berekenen omzetverlies
Ondernemers kunnen gebruikmaken van de NOW als er sprake is van omzetverlies. Het gaat om omzetdalingen vanaf 1 maart 2020. Men kan alleen gebruikmaken van de NOW als het verwachte omzetverlies minimaal 20% bedraagt. De aanvraag geldt voor een periode van drie maanden die eenmalig met drie maanden kan worden verlengd.
Op basis van de NOW krijgt men maximaal 90% van de loonsom vergoed. De vergoeding wordt berekend naar rato van het omzetverlies; bij een omzetverlies van 50% bedraagt de tegemoetkoming 45% van de loonsom. Er wordt dus niet beoordeeld op basis van de individuele werknemers, maar uitgegaan van het geheel.
Na de aanvraag verleent het UWV een voorschot van 80% van de te verwachten tegemoetkoming. Bij een verwacht omzetverlies van 50% bedraagt het voorschot dus 80% van 45% van de loonsom, ofwel 36% van de loonsom.
Het omzetverlies wordt berekend door de omzet over de gekozen meetperiode te vergelijken met de gemiddelde kwartaalomzet over 2019. Dit laatste is de uitkomst van de voorgeschreven berekeningsmethode bestaande uit de omzet over 2019 gedeeld door 4. Indien de werkgever op 1 januari 2019 nog niet bestond, wordt uitgegaan van de gerealiseerde omzet tot en met 28 februari 2020 gedeeld door het aantal maanden dat de werkgever bestond en dat wordt vermenigvuldigd met 3. Er wordt geen rekening gehouden met seizoensinvloeden. Wel is in een aangenomen amendement in de Tweede Kamer gevraagd om o.a. nog te kijken naar aanpassingen in verband met het factureringsmoment waar het de omzet in de gekozen meetperiode betreft.
1.6.4 Gebroken boekjaar
Vraag
Hoe wordt bij de NOW-regeling omgegaan met een gebroken boekjaar? De omzet wordt vergeleken met 2019, een kalenderjaar. Mag je de omzet ook vergelijken met het voorgaande gebroken boekjaar?
Antwoord
De regeling noemt het kalenderjaar 2019 als het referentiejaar. Bij een gebroken boekjaar zullen naar wij aannemen de beide boekjaren ‘gesplitst’ moeten worden om tot een omzet over het kalenderjaar te komen.
1.6.5 Omzetverlies in concernverband
Vraag 1
Hoe worden bij een groep de management fee en interne huuropbrengsten meegenomen voor de omzetbepaling van de groep?
In de NOW-regeling staat dat wordt aangesloten bij het omzetbegrip van de jaarrekening. In de laatste alinea van de toelichting op het omzetbegrip op pagina 14 staat: “Het concern maakt een geconsolideerde jaarrekening waarover publicatie- en controleplicht bestaat”. In de geconsolideerde omzet zijn de management fee en de interne huuropbrengsten geëlimineerd.
Hieruit blijkt naar mijn mening dat de omzetten van de afzonderlijke bv’s niet bij elkaar moeten worden opgeteld, maar dat het geconsolideerde begrip moet worden gehanteerd (dus waarbij eliminatie van onderlinge leveringen plaatsvindt). Klopt dit?
Vraag 2
Tellen huuropbrengsten buiten de groep mee voor de omzetbepaling? De huuropbrengsten worden in de jaarrekening als overige bedrijfsopbrengsten gerubriceerd. Het betreft in deze situatie een klant met een vennootschap met handelsactiviteiten en een vennootschap die vastgoed exploiteert.
Antwoord vraag 1 en 2
Vanuit de regels voor verslaggeving worden voor het omzetbegrip de activiteiten van een rechtspersoon gevolgd. Als de activiteiten bijvoorbeeld bestaan uit deelname in andere vennootschappen, dan wordt de ontvangen management fee in die vennootschap als netto-omzet gerubriceerd. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor verhuuropbrengsten van een vastgoedvennootschap. Als renteopbrengsten voortvloeien uit activiteiten die kenmerkend zijn voor het bedrijf van een rechtspersoon, vormen zij een bestanddeel van de netto-omzet. RJ 270.201 geeft hierbij aan dat het begrip netto-omzet moet worden geïnterpreteerd vanuit de normale, niet incidentele bedrijfsactiviteiten.
Vooralsnog is onduidelijk of de regelgever heeft beoogd om voor de bepaling van de omzet van een groep simpelweg de omzetten van de groepsmaatschappijen samen te tellen dan wel of daarbij een eliminatie moet plaatsvinden voor onderlinge transacties. Art. 6 lid 4 van de NOW-regeling lijkt te impliceren dat moet worden uitgegaan van de groepsomzet zoals die voor de toepassing van art. 377 lid 6 BW wordt vastgesteld voor de groep.
1.7 Gevolgen rechtsvormwijziging
Vraag
Bij een aantal cliënten lopen we tegen het mislopen van de NOW-tegemoetkoming aan als gevolg van een rechtsvormwijziging die in het eerste kwartaal van 2020 haar beslag heeft gekregen (doorgaans met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 of 1 januari 2020). Vriendelijk vragen wij hiervoor uw aandacht, met het verzoek dit onder de aandacht van de verantwoordelijke ministeries te brengen.
Meestal gaat het bij een rechtsvormwijziging om een geruisloze inbreng van een IB-onderneming in een bv(-structuur) of een bedrijfsfusie (art. 14 Wet Vpb 1969). Het probleem daarbij is dat er geen referentieomzet in 2019 (of eventueel tot en met februari 2020) is en/of dat er geen SV-loonsom over januari 2020 of november 2019 is. Daardoor bestaat volgens de letters van de beleidsregeling geen recht op de NOW-regeling. Deze lezing is bevestigd door het ministerie van SZW in vragen die door Fiscount zijn gesteld. Ter volledigheid hierbij een passage uit de nieuwsbrief van Fiscount:
Kun je gebruikmaken van de NOW-regeling als er recent een overgang van onderneming of wijziging van de rechtsvorm heeft plaatsgevonden?
De omzet uit 2019 is namelijk niet aan de huidige onderneming toe te rekenen, zodat zich geen omzetdaling ten opzichte van 2019 zal hebben voorgedaan. Daarnaast zal deze onderneming mogelijk nog geen SV-loonsom over januari 2020 hebben.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit op 9 april 2020 bevestigd in antwoord op namens Fiscount op LinkedIn gestelde vragen. Dat je arbeidsrechtelijk alle rechten en verplichtingen ten aanzien van de werknemers een-op-een hebt overgenomen, doet daar niets aan af.
Dit werkt zeer onbevredigend uit en doet geen recht aan de uitgangspunten van de regeling, namelijk om zoveel mogelijk ondernemers die zijn getroffen door de coronacrisis te helpen. Het andere uitgangspunt van de NOW, namelijk een eenvoudig uitvoerbare en robuuste regeling, wordt geen geweld aangedaan indien de NOW toepasselijk wordt verklaard ingeval van een overgang van onderneming. Immers, er kan dan een-op-een worden aangesloten bij de referentieomzet en de loonsom van de voorafgaande onderneming.
Het een en ander klemt des te meer omdat tot de ochtend van 31 maart niet duidelijk was welke voorwaarden zouden worden verbonden aan de NOW-regeling. Rekening houdend met de 15-maandstermijn uit de geruisloze inbreng was voor die ondernemers 31 maart een fatale datum voor terugwerkende kracht naar 1 januari 2019. Vele inbrengen hebben hun beslag gekregen in maart 2020. Zouden die ondernemers hebben geweten van deze voorwaarde, dan zouden ze de inbreng niet hebben doorgezet.
Ik verzoek u vriendelijk aandacht voor deze situatie te vragen. Mocht u hierover nog vragen hebben, dan verneem ik dat graag.
Antwoord
Om te beginnen moeten wij vaststellen dat in de officiële publicaties onduidelijk is hoe met deze situaties moet worden omgegaan. Voor zover bekend is in kamerstukken nog niet op deze kwestie ingegaan.
Ons lijkt dat:
- bij een geruisloze inbreng met als overgangstijdstip 1 januari 2019 en oprichting van de bv per uiterlijk 31 maart 2020 de bv als zodanig wel omzet heeft over 2019. Krachtens de intentieovereenkomst, bekrachtiging bij oprichting en uiteraard de notariële akte komt de winst 2019 ook toe aan de bv. Vervolgens komt ondernemingsrechtelijk die winst over 2019 tot uitdrukking in het korte boekjaar 2020 of in het lange eerste boekjaar 2020/2021. Inderdaad is hiervoor geen oplossing benoemd, zoals dat overigens in de kern geldt voor alle situaties van overgang of overdracht van een onderneming. Wij vermoeden dat een nadere duiding zal volgen, temeer omdat deze situaties steeds vaker aan de orde worden gesteld.
- het daadwerkelijke probleem hier uiteraard de terechte opmerking is dat de bv bij oprichting na 1 februari 2020 geen loonsom heeft over januari 2020 en evenmin over november 2019. Dan kom je dus bij gebrek aan een loonsom inderdaad niet toe aan een loonkostensubsidie krachtens de NOW. Dat is vervelend omdat de loonkosten over januari krachtens de voorovereenkomst wel voor rekening van de bv komen en uiteraard de loonkosten over maart tot en met mei ook. Wij hopen dat hiervoor een tegemoetkoming wordt gecreëerd.
1.7.1 Overname
Vraag
Het omzetverlies voor de berekening van de NOW-subsidie wordt bepaald door de omzet in de gekozen periode in 2020 te vergelijken met 25% van de omzet in 2019.
Nu hebben wij een casus waarbij een klant medio 2019 de activiteiten (niet de aandelen) heeft gekocht van een andere onderneming en per 1 januari 2020 de activiteiten van een andere onderneming (niet de aandelen). Dit heeft geleid tot substantieel meer omzet en personeel.
De omzet van de overgenomen activiteiten blijkt duidelijk uit de administratie. Op basis van de maanden na de overname van deze activiteiten en stukken van de verkopende partij m.b.t. de periode voor overname, waaronder bevestigingen van de accountant, kan de totale omzet van 2019 herleid worden.
Daarmee kan ook 25% van deze omzet berekend worden en bij de 25% omzet van de reguliere omzet opgeteld worden. Daarmee kan de volledige referentieomzet bepaald worden, nodig om het omzetverlies in 2020 te kunnen berekenen.
Wij haken daarbij aan bij andere literatuur over dit onderwerp in het kader van gewijzigde concernverhoudingen. Het lijkt ons de meest passende wijze om de omzet te berekenen, ook al naar de geest van de regeling.
Kan of moet de referentieomzet bij een overname van activiteiten door een onderneming in 2019 inderdaad op deze wijze berekend worden?
Antwoord
Helaas kunnen wij hierover geen zekerheid geven. Zoals wij tijdens de webinars en ook in de Praktijkhandreiking hebben aangegeven, zijn in de tot op heden verstrekte toelichtingen geen voorbeelden gegeven van hoe hiermee moet worden omgegaan. Uw benadering lijkt ons evenwel goed en redelijk. Deze problematiek hebben wij overigens ook opgenomen in een lijst van vragen die regelmatig wordt gecommuniceerd met o.a. MKB-NL en het kabinet en Kamerleden. Hopelijk volgt snel duidelijkheid, temeer nu dit onderwerp regelmatig aan de orde is.
1.8 Samenloop met WTV
Vraag
Werkgevers die al WTV hadden aangevraagd, krijgen in de terugmelding de mededeling dat zij uiterlijk 30 april de aanvraag-NOW moeten hebben ingediend. Dat betekent dus ook de keuze voor een tijdvak. Werkgevers die geen WTV-aanvraag hebben ingediend, kunnen wachten tot 31 mei om het meest geschikte tijdvak te kiezen. Is dit feitelijk juist? Zo ja, dan klinkt dat niet rechtvaardig. Is hier al meer over geschreven?
Antwoord
De aanvraag voor de NOW staat open vanaf 6 april tot en met 31 mei 2020. De situatie van werkgevers die al eerder WTV hebben aangevraagd en die uiterlijk op 30 april een keuze moeten maken voor de meetperiode, verschilt niet van die van werkgevers die direct bij aanvang van de aanvraagprocedure NOW hebben aangevraagd. In die zin bestaat naar ons oordeel geen verschil. Ons is niet bekend dat hierover nader overleg plaatsvindt. Als voor deze werkgevers een ruimere termijn zou gaan gelden, zou die redelijkerwijs ook moeten gaan gelden voor werkgevers die een reguliere NOW-aanvraag hebben gedaan.
1.9 Gevolgen WTV-aanvraag niet aanvullen
Vraag
Indien eerder een WTV-aanvraag is ingediend die wordt behandeld als NOW-aanvraag, dient uiterlijk 30 april te worden aangegeven welke meetperiode men wenst voor de bepaling van het omzetverlies. Kunnen wij die gegevens verzuimen te beantwoorden zodat de aanvraag wordt afgewezen en vervolgens een nieuwe NOW-aanvraag doen?
Antwoord
In de tekst van de NOW-regeling noch in de toelichting of anderszins is hierop ingegaan. Vast staat dat een WTV-aanvraag waarop niet tijdig een beschikking is afgegeven, wordt behandeld als een NOW-aanvraag (vgl. art. 2 lid 3 NOW-regeling). Naar ons idee dient de WTV-aanvraag waar u over spreekt dan ook te worden aangemerkt als een NOW-aanvraag. Vervolgens bestaat de mogelijkheid om aanvullingen te doen bij de aanvraag. Hoewel gebaseerd op een persoonlijk gevoel, menen wij dat bij niet tijdige beantwoording of aanvulling van de aanvraag, de aanvraag wordt afgewezen. Dat is dan een afgewezen NOW-aanvraag. Vervolgens kan geen nieuwe aanvraag meer worden ingediend. Dat volgt uit art. 8 lid 3 van de NOW-regeling.
1.10 Verplichting subsidie te gebruiken voor betaling van de loonsom
Vraag
In artikel 13 lid c is opgenomen dat de werkgever verplicht is de subsidie uitsluitend aan te wenden voor de betaling van loonkosten. Mogen dit ook loonkosten zijn uit voorgaande perioden?
Onze klant heeft nog loonheffing uit eerdere perioden openstaan en vraagt zich af of hij daar de NOW voor mag aanwenden?
Antwoord
Zowel de toelichting als de tekst van art. 13 van de NOW-regeling geven daarop geen antwoord. Ons lijkt dit geen probleem.
1.11 Samenloop met TOGS
Vraag
Ik heb een vraag over de NOW-regeling in relatie tot de TOGS-aanvraag. Bij het aanvragen van TOGS moet de volgende vraag worden beantwoord: “U verklaart dat u over het huidige en de afgelopen twee belastingjaren niet meer dan € 200.000 aan overheidssteun heeft ontvangen (de-minimisverordening). Heeft uw onderneming het gehele bedrag van € 200.000 al uitgeput? Dan komt u niet in aanmerking voor de regeling.” Als gevolg van de NOW-regeling ontvang hij meer dan € 200.000 aan steun. Wordt de NOW-regeling ook gezien als overheidssteun in dit kader? De TOGS-regeling was namelijk eerder bekend dan de NOW-regeling.
Antwoord
In onderdeel 16 van de toelichting bij de NOW-regeling is het volgende vermeld:
“Staatssteun. De NOW is geen steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De NOW is een generieke en tijdelijke subsidieregeling voor alle werkgevers (ondernemingen) die in hun omzet getroffen zijn door de gevolgen van het COVID-19-coronavirus of andere buitengewone omstandigheden en die voldoen aan de in de regeling gestelde voorwaarden. De NOW is erop gericht loondoorbetaling te garanderen, door de vergoeding van (een deel van) de loonsom met toepassing van een subsidie van de overheid te vergoeden. Met de steun kan ontslag worden voorkomen en kunnen werkgevers menskracht, ervaring en kennis behouden voor hun onderneming. De NOW komt dus uiteindelijk de werknemers ten goede. De NOW levert de ene onderneming geen economisch voordeel op ten opzichte van de andere welke onverenigbaar is met de interne markt.”
Derhalve hoeft NOW-subsidie bij de aanvraag van TOGS niet als genoten overheidssteun in de zin van het staatssteunartikel uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te worden aangemerkt.
2 TOGS (Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren)
2.1 Recht op TOGS met meerdere ondernemingen
Vraag
Logischerwijs zouden ondernemers die meerdere ondernemingen hebben en dus in meervoud tegen de vaste lasten van € 4.000 aanlopen, meerdere keren recht op TOGS moeten hebben. Heeft u hier al ervaring mee?
Antwoord
Zoals wij de regeling lezen/begrijpen bestaat inderdaad per onderneming recht op de € 4.000, mits per onderneming aan de voorwaarden wordt voldaan (o.a. SBI-code, inschrijving KvK, omzetterugval en vaste lasten tenminste € 4.000). NB Nevenvestigingen van dezelfde onderneming gelden echter weer niet als afzonderlijke onderneming voor de regeling
2.2 Is er al meer duidelijkheid over de voorwaarde van een fysieke inrichting buiten de eigen woning?
Voor de TOGS-regeling geldt een voorwaarde voor de vestiging. Die verschilt tussen horeca- en andere ondernemingen
Onderneming niet zijnde horeca
Art. 1 van de Beleidsregel nr. WJZ/20077977 stelt onder meer als voorwaarde dat de onderneming ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de onderneming. Dit moet blijken uit de inschrijving in het handelsregister zoals die op 15 maart 2020 was. Inmiddels is dit aangepast. Zie de Praktijkhandreiking over de coronamaatregelen
Voor de navolgende voorbeelden leidt dat naar ons oordeel tot de volgende conclusie:
- Een sport- en fitnesscoach heeft een aanbouw aan de woning met eigen ingang: is dit wel of geen fysieke inrichting buiten de eigen woning? Indien deze aanbouw geen eigen adres heeft, vormt dit geen afzonderlijke vestiging en is er geen recht op de tegemoetkoming, tenzij uit een verklaring volgt dat sprake is van omvangrijke activiteiten.
- Een kermisexploitant met een losstaande loods voor kermisattracties/auto’s: is dit wel of geen fysieke inrichting buiten de eigen woning? Hier is wel sprake van recht op tegemoetkoming, omdat sprake is van fysieke productiemiddelen buiten de woning.
- Een kermisexploitant heeft in de regel geen fysieke inrichting, wel mobiele kermisattracties. Heeft hij wel of geen recht op TOGS (omzet is uiteraard nihil)? Zie voorgaand punt
- Heeft een kapster met een kapsalon aan huis in een verbouwde garage recht op TOGS? Ja, mits een verklaring wordt overlegd waaruit blijkt dat sprake is van omvangrijke activiteiten.
Onderneming in de horeca
Voor ondernemers in de horeca geldt dat zij geen afzonderlijke vestiging naast het privéadres hoeven te hebben.
Aanvulling
Inmiddels is duidelijk geworden dat ook ondernemers met slechts een vestiging op het woonadres van de regeling gebruik kunnen maken. Dit is mogelijk als de werkzaamheden omvangrijk zijn, hetgeen uit een verklaring moet blijken. Een andere mogelijkheid is dat sprake is van fysieke bedrijfsmiddelen of een fysieke bedrijfsinrichting elders.
2.3 SBI-codes
Naar aanleiding van de PH-coronamaatregelen een vraag. Geldt voor deze SBI-codes dat de activiteit voor de TOGS-regeling in aanmerking komt? Enige verwarring ontstaat door de zin boven de lijst: “Het is evenwel van belang dat binnen deze branches niet alle rubrieken voor de tegemoetkoming in aanmerking komen”.
Inmiddels is de lijst met SBI-codes verwijderd en kan worden volstaan met een verwijzing naar de interactieve tool op rvo.nl
2.4 Vaste lasten
2.4.1 Bedrijfskosten en financieringslasten
Vraag
Er bestaan vragen over de door de overheid bedoelde invulling van het begrip vaste lasten. Wij denken dat dit gaat om de overige bedrijfskosten en financieringslasten (voor zover niet opgeschort onder de noodmaatregelen). Derhalve aansluitend bij de indeling van de V&W, aangepast voor de kosten die wegvallen door de bedrijfsstilstand.
Afschrijvingen leiden op dit moment ook niet tot een uitgaande geldstroom. Maar veel activa moeten wel periodiek worden vervangen. Desondanks lijkt het ons niet dat deze kosten als vaste lasten worden gezien.
Afspraken over aflossingen (niet aan instellingen die onder het noodpakket vallen) van schulden en leverancierskrediet zijn voor ondernemers ‘vaste lasten’, maar zullen waarschijnlijk niet onder het begrip vaste lasten vallen zoals genoemd in de regeling.
Kunt u aangeven of wij dit alles juist interpreteren, of heeft SRA hierover ook geen extra informatie?
Antwoord
Wij delen uw standpunt dat afschrijvingen (vermoedelijk) niet onder de vaste lasten vallen. Aflossingsverplichtingen en rentelasten vallen daar mogelijk wel onder, omdat die wel degelijk een cash-out opleveren. Zekerheid daarover hebben wij (nog) niet. Mogelijk heeft men slechts het oog op de daadwerkelijke cash-out van kosten.
2.4.2 Vaste lasten, wat wordt daaronder verstaan?
Vraag
Ik kan nergens vinden wat er onder vaste lasten wordt verstaan bij de TOGS-regeling.
Met name in een situatie waar alleen de dga en zijn vrouw op de loonlijst staan en er geen huur wordt betaald maar de ondernemer wel in de groep valt die in beginsel aanspraak zou kunnen maken.
Kan deze dga toch de aanvraag indienen omdat voor hem de vaste lasten in dit geval de loonkosten zijn? NOW kan namelijk niet voor dit bedrijf.
Kunnen jullie wellicht aangeven wat er onder vaste lasten wordt verstaan? Persoonlijk denk ik huur, verzekeringen etc.
Antwoord
Onze indruk is dat het gaat om tot de kosten behorende daadwerkelijke uitgaven.
3 Tozo (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers)
LET OP: DE AMVB INHOUDENDE DE TOZO IS NOG NIET VERSCHENEN. ONDERSTAANDE IS DERHALVE GEBASEERD OP DE BBZ EN OVER DE TOZO VERSCHENEN INFO!
3.1 Geldt de Tozo-regeling voor de dga?
De TOZO-regeling geldt alleen voor dga’s die aan de nadere voorwaarden voldoen. Dat betekent dat zij de meerderheid van de zeggenschap dienen te hebben en moeten verklaren dat er onvoldoende middelen zijn om het salaris te kunnen betalen. Tot slot moet aan het urencriterium worden voldaan. De AMvB met daarin de voorwaarden van de Tozo-regeling is nog niet verschenen en wij verwachten daarna meer duidelijkheid over de precieze voorwaarden.
3.2 Geldt de Tozo-regeling voor de dga met een spaarpotje?
Vraag
Staatssecretaris Van Ark heeft in haar antwoord op een groot aantal Kamervragen over de Tozo onder meer het volgende geschreven:
“De leden van de D66-fractie vragen op welke manier wordt omgegaan met directeur-grootaandeelhouders (dga’s) die ondernemingsvermogen hebben in hun besloten vennootschap (bv) en op welke manier wordt getoetst of een dga voldoende middelen heeft om zichzelf komende maanden een salaris uit te keren.
De dga moet evenals andere zelfstandigen voldoen aan de voorwaarden die in de Tozo worden gesteld. Het ondernemingsvermogen wordt daarbij vrijgelaten in de Tozo. De dga die een beroep wil doen op de Tozo moet verklaren dat er als gevolg van de coronacrisis inkomensdaling is waardoor zijn/haar inkomen tot onder sociaal bijstandsniveau is gedaald. Specifiek van belang voor de dga is bovendien dat de dga moet verklaren dat hij, alleen of samen met andere in de bv werkzame personen meer dan 50% van de aandelen heeft. Daarnaast heeft de dga evenals andere zelfstandigen die gebruik maken van de Tozo de plicht om uit eigen beweging inlichtingen te verstrekken die relevant zijn voor het recht op en de hoogte van de bijstand.”
Hieruit lijkt te volgen dat bijvoorbeeld ook een dga met een spaarpotje in zijn bv voor zijn oude dag in aanmerking kan komen voor de Tozo als de inkomstenstroom binnen de bv is gestopt.
Antwoord
Inderdaad lijkt dit antwoord te impliceren dat de dga ook met een eigen spaarpotje recht heeft op een Tozo-uitkering. Dat lijkt ons evenwel een onvolledig antwoord, omdat wel degelijk eisen worden gesteld aan de mate waarin de dga in staat is tot loonbetaling aan zichzelf. Wij nemen aan dat de AMvB die nog niet is gepubliceerd hierover meer duidelijkheid zal geven.
3.3 Tozo voor gepensioneerde dga
Vraag
Kan de Tozo ook worden aangevraagd voor een gepensioneerde dga die zijn ODV en stamrecht niet meer kan uitkeren, omdat zijn daarvoor benodigde omzet wegvalt? (Deze dga is nog steeds afhankelijk van omzet voor de uitkering van zijn ODV en stamrecht). De bv heeft wel een vordering op de dga in verband met de eigen woning. Maar die vordering kan niet worden afgelost en de rente is niet voldoende voor de ODV en het stamrecht.
Antwoord
Dit kunnen wij nog niet beoordelen. Wij vermoeden dat dit niet het geval zal zijn.
3.4 Tozo voor meewerkende partner?
Vraag
Komt een meewerkende partner in aanmerking voor de Tozo als deze normaal gesproken verloond wordt via het salarispakket als meewerkend partner? Er worden geen sociale verzekeringen ingehouden, dus kun je geen aanspraak maken op de NOW. Of schatten wij dit verkeerd in?
Antwoord
Nu deze partner geen voor de Tozo kwalificerende ondernemer is en evenmin sprake is van verzekeringsplicht, zal er tot beide regelingen voor de partner geen toegang zijn.
3.5 Toepassing Tozo voor dga, verklaring omtrent liquiditeit
Vraag
Wij hebben een aantal vragen over de positie van de dga in relatie tot de coronamaatregelen: De dga die volledige zeggenschap heeft en voldoet aan het urencriterium komt ook in aanmerking voor de Tozo. In de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 maart 2020 staat het volgende: “Ook dient de dga naar waarheid te verklaren en aannemelijk te maken dat zijn/haar bv nu geen salaris kan uitbetalen.” In onze praktijk hebben wij een aantal dga’s van wie de bv geen opbrengsten meer heeft maar wel nog vermogend is. Hoe moeten wij deze passage lezen? Enerzijds kan er geen salaris meer worden betaald omdat de bv geen opbrengsten (bij een personal holding geen management fee) meer ontvangt, anderzijds is de bv wel in staat salaris te betalen uit haar vermogen (maar de IB-ondernemer hoeft niet naar zijn vermogen te kijken).
- Hoe kunnen en mogen wij met deze situatie omgaan?
- Kan en mag deze ondernemer een beroep doe op de Tozo?
- Een minderheidsaandeelhouder kan geen gebruik maken van de Tozo. Kan voor een minderheidsaandeelhouder die verzekeringsplichtig is voor de werknemersverzekeringen wel de NOW worden benut? En is verzekeringsplicht dan een vereiste?
- Er zijn ook situaties waarbij er bijvoorbeeld vijf aandeelhouders in ongelijke verhoudingen zijn. Ik verwijs hierbij tevens naar voetnoot 3 uit de Kamerbrief: “Werkenden met een zogenoemde fictieve dienstbetrekking vallen daarmee wel onder de reikwijdte van de regeling, niet-verzekerde en vrijwillig verzekerde dga’s niet.”
Antwoord
Het kabinet roept eenieder op om alleen van de regeling gebruik te maken als daar behoefte aan bestaat. Als blijkt dat regelingen ook worden aangewend in gevallen waarvoor de regelingen niet zijn bedoeld, kan aanpassing plaatsvinden van de regeling. In ernstige gevallen kan zelfs aangifte worden gedaan van een strafbaar feit.
In de door u geschetste omstandigheden, waarin kennelijk geen sprake is van een te verwacht liquiditeitstekort, menen wij dan ook dat de ondernemer integer handelt door geen subsidie aan te vragen. Accountants en belastingadviseurs zijn vanuit de beroepsregelgeving gehouden aan integer handelen en adviseren klanten alleen van regelingen gebruik te maken waarvoor deze zijn bedoeld.
Om voor de tegemoetkoming in aanmerking te komen, moet de dga inderdaad de meerderheid van de aandelen bezitten. De afwezigheid van verzekeringsplicht wordt niet als zelfstandig aanvullend criterium gesteld. Bij dga’s met een minderheidsbelang kan geen gebruik worden gemaakt van de Tozo, ook niet als de dga’s wel verzekerd zijn voor de sociale verzekeringen.
3.6 Inkomen later in 2020 van belang
Vraag
Heb ik het goed begrepen dat een inkomensstijging in het najaar van 2020 invloed kan hebben op de toegekende Tozo in het voorjaar? Dus dat voor de uiteindelijke Tozo wordt gekeken naar het jaarinkomen en niet naar het tijdelijk lagere maandinkomen? Als een dga zijn salaris in het voorjaar verlaagt vanwege de crisis en een Tozo aanvraagt, maar eind 2020 in verband met de gebruikelijke loonregeling een tantième uitkeert, heeft deze tantième dan toch invloed op de hoogte van de Tozo?
Antwoord
De Tozo kijkt op basis van de nu bekende informatie naar de inkomenspositie in de crisismaanden. Of naderhand kan worden teruggevorderd, kan nu de Tozo-regeling nog niet officieel is gepubliceerd nog niet worden beoordeeld. Wij vermoeden dat inkomen naderhand niet van invloed is. Wel is het zo dat de Tozo-uitkering tezamen met het overig inkomen gevolgen kan hebben voor de hoogte van diverse toeslagen en inkomensafhankelijke regelingen. Een Tozo-uitkering kan ertoe leiden dat die toeslagen lager worden. Overigens is nog onduidelijk wat de precieze consequenties zijn voor het fictieve loon over geheel 2020. Het lijkt mogelijk dat te verlagen.
4 Uitstel van betaling
4.1 Hoe werkt uitstel van betaling voor de aangiftebelastingen OB en LB?
Uitstel van betaling kan worden aangevraagd nadat een naheffingsaanslag is opgelegd. Men zou daarom geen uitstel kunnen aanvragen voor ingediende aangiften onder verwijzing naar een aangiftenummer. Als evenwel uitstel wordt gevraagd voor een aanslag, wordt tevens automatisch uitstel van betaling verleend voor alle in de driemaandsperiode opgelegde aanslagen, waaronder de eventuele naheffingsaanslagen. Indien voor de aangiftebelastingen een naheffingsaanslag wordt opgelegd, zal daarbij overigens geen verzuimboete worden opgelegd wegens te late betaling indien om uitstel is verzocht. Het is echter onduidelijk of die boete in alle gevallen achterwege blijft, of alleen in de gevallen waarin naderhand wordt verzocht om uitstel.
4.2 Uitstel voor voorlopige aanslagen IB en Vpb
Voor de voorlopige aanslagen IB en Vpb voor de belastingjaren 2019/2020 en 2020 geldt naar ons idee het volgende. In eerste aanleg zullen die op verzoek kunnen worden verminderd naar het verwachte aanslagbedrag zoals dat voor geheel 2020 zal gelden. Het kan zijn dat de termijnen door de tijdelijke liquiditeitsproblemen nu niet (volledig) kunnen worden voldaan. Naar ons idee kan dan ook daarvoor uitstel worden gevraagd. Hierover bestaat echter veel onduidelijkheid.
Uiteraard zou men ook kunnen overwegen de voorlopige aanslag tot nihil te laten verminderen. In de komende maanden – als de economie weer aantrekt – kan men vervolgens weer een nieuwe, hogere voorlopige aanslag aanvragen.
4.3 Voor wie geldt de mogelijkheid van uitstel van betaling?
Alle teksten spreken over ondernemers. Of een dga voor zijn aanslag IB ook uitstel kan aanvragen, is onduidelijk. Waarschijnlijk valt de dga voor deze regeling niet onder het begrip ondernemer. Wij vermoeden dat belastingplichtigen met overige werkzaamheden in die zin evenmin ondernemer zijn.
Als uitstel van betaling is verzocht, stoppen de invorderingsmaatregelen. Vermoedelijk zal ook de automatische incasso worden stopgezet.
4.4 Andere oorzaak
Vraag
Ik heb een cliënt die niet in de financiële problemen is geraakt door het coronavirus maar om andere redenen. Geldt de versoepeling ook voor deze cliënt of gelden hiervoor de normale voorwaarden?
Antwoord
Uitstel van betaling was bedoeld voor gevallen waarin liquiditeitsproblemen zijn ontstaan door de gevolgen van de coronacrisis. Bij uitstel voor de duur van drie maanden worden inmiddels geen nadere voorwaarden meer gesteld. Uitstel is op basis van de nu voorliggende teksten ook mogelijk als er andere oorzaken zijn.
4.5 Wanneer moet de melding betalingsonmacht worden gedaan?
Het verzoek om uitstel van betaling voor de op de aanslag verschuldigde belasting is geen melding betalingsonmacht die de bestuurder van een rechtspersoon moet doen om persoonlijke hoofdelijke aansprakelijkheid voor de loonheffing en omzetbelasting te voorkomen. Deze melding betalingsonmacht moet, als men verwacht dat die belastingen niet kunnen worden betaald, dus ook worden gedaan. Echter, inmiddels is bepaald dat een verzoek om uitstel van betaling voor de diverse belastingwetten tevens wordt aangemerkt als een melding betalingsonmacht. Dat geldt echter niet voor verschuldigde pensioenpremies.
De wettelijke grondslag voor de melding betalingsonmacht is als volgt. De melding betalingsonmacht moet op grond van art. 7 Uitv.Besl. Invorderingswet 1990 worden gedaan uiterlijk twee weken na de termijn waarop de belasting moest worden afgedragen of voldaan. Op grond van art. 7 lid 2 van het Uitv.Besl Invorderingswet 1990 kan dit verzoek voor naheffingsaanslagen nog uiterlijk twee weken na de vervaldag van die naheffingsaanslag worden gedaan. Die mogelijkheid geldt echter alleen als er géén sprake is van opzet of grove schuld.
5 Overig
5.1 Moet het liquiditeitsprobleem zijn veroorzaakt door corona?
Uit alle beschikbare teksten blijkt dat men bij alle regelingen alleen uitstel beoogt te geven als het liquiditeitsprobleem is veroorzaakt door de coronacrisis. Dit zou betekenen dat ondernemers die om andere redenen al een liquiditeitstekort hadden, niet voor de regeling in aanmerking komen. Inmiddels staat echter vast dat bij verzoeken om uitstel van betaling voor de duur van drie maanden geen toelichting of verklaring nodig is en lijkt geen inhoudelijke beoordeling meer plaats te vinden. Bovendien is duidelijk dat de NOW geldt voor alle gevallen waarin sprake is van een omzetdaling van meer dan 20%, ongeacht of die zijn veroorzaakt door de coronacrisis. In een nadere toelichting is daarbij het voorbeeld van een bedrijfsbrand vermeld.
5.2 Coronacrisis en pensioenregelingen
Het is niet uitgesloten dat de coronacrisis ook gevolgen heeft voor de mogelijkheid om verschuldigde pensioenpremies te voldoen. Dit zou onder omstandigheden uiterlijk 14 dagen na de premievervaldatum moeten worden gemeld aan de pensioenuitvoerder. Ook moeten werknemers daarover worden geïnformeerd.
SRA adviseert u uw cliënten te attenderen op deze problematiek en hen contact te laten zoeken met de pensioenuitvoerder of pensioenadviseur om over de specifieke gevolgen voor de pensioenregeling advies in te winnen.
5.3 Buitenlandse werkgever, Tozo of TOGS?
Vraag
Waar hebben Nederlanders die in België wonen maar in Nederland een bedrijf uitoefenen recht op corona-steunmaatregelen? Volgens mij hebben ze geen recht op de Tozo, wel op de TOGS. Of moeten ze in België de zogenaamde Hinderpremie aanvragen terwijl ze in Nederland belastingplichtig zijn?
Antwoord
Voor wat betreft de Tozo-regeling is in de Kamerbrief van 27 maart het volgende geschreven: "Om in aanmerking te komen voor de ondersteuning dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan. De zelfstandige moet in Nederland woonachtig zijn, eveneens moet het bedrijf in Nederland gevestigd zijn (of de hoofdzakelijke werkzaamheden). Er kunnen zich grensgevallen voordoen, bijvoorbeeld als de ondernemer in Nederland woont, maar zijn onderneming in Duitsland gevestigd is of andersom. Het kabinet vindt het belangrijk dat er voor alle ondernemers goede ondersteuning is. Daarom onderzoekt het kabinet met spoed de mogelijkheden om deze ondernemers te ondersteunen. Daarbij wordt in ogenschouw genomen wat andere landen doen voor deze groep. Uw Kamer zal daarover zo spoedig mogelijk geïnformeerd worden. Ten aanzien van bijstand voor levensonderhoud geldt dat elke lidstaat de verplichting heeft om haar inwoners een dergelijke vorm van bijstand te verschaffen. Als een zelfstandige met een onderneming in Nederland in een andere lidstaat woonachtig is, kan deze in het woonland een beroep te doen op sociale bijstand."
In eerste instantie zal men dus op bijstand in het woonland zijn aangewezen. Of Nederland op dit punt meer wil doen is op dit moment nog niet bekend.
Het recht op TOGS grijpt aan bij de in Nederland gevestigde onderneming. Hier lijkt het dus mogelijk te zijn dat deze onderneming een buitenlandse eigenaar heeft. Het betreft een tegemoetkoming in de acute vaste lasten van de onderneming, niet van de ondernemer privé.